Gepubliceerd op dinsdag 3 januari 2017
LS&R 1407
Rechtbank Gelderland ||
1 nov 2016
Rechtbank Gelderland 1 nov 2016, LS&R 1407; ECLI:NL:RBGEL:2016:6691 (moeder tegen Veduma Medisch Adviseurs), https://lsenr.nl/artikelen/expertise-radioloog-tussen-verzekeraar-en-gynaecoloog-niet-op-te-roepen-via-35-wbp-door-pati-nt

Expertise radioloog tussen verzekeraar en gynaecoloog niet op te roepen via 35 Wbp door patiënt

Rechtbank Gelderland 1 november 2016, IT 2200; LS&R 1407; ECLI:NL:RBGEL:2016:6691 (moeder tegen Veduma Medisch Adviseurs) Wet bescherming persoonsgegevens. Beroepsaansprakelijkheid arts. Moeder is via een keizersnede bevallen, bij haar kind is een hoge dwarslaesie geconstateerd en verwijt onzorgvuldige behandeling. Op voet van 834a Rv heeft niet op voet van 834a Rv recht op afgifte van een door de aansprakelijkheidsverzekeraar en de gyneacoloog ingewonnen expertise van een radioloog. Het advies van medisch adviseur van de aansprakelijkheidsverzekeraar van de arts tegen wie de verzoeker procedeert, wordt op voet van artikel 35 lid 2 Wbp wordt gevraagd mededeling te doen. De reikwijdte van het inzagerecht is beperkt tot feitelijke persoonsgegevens van eiseres, niet (ook) op de medische analyse. Maar ook indien het informatierecht zich wel zou uitstrekken over de hiervoor bedoelde medische analyse is Veduma niet gehouden daarvan mededeling te doen aan [eiseres]. Deze gynaecoloog en de Stichting, als procespartijen, hebben het recht zich vrijelijk en in beslotenheid op hun positie te beraden. Het aannemen van een verplichting tot openbaarmaking van een analyse van die positie door derden aan de wederpartij in de gerechtelijke procedure zou dit recht op onaanvaardbare wijze aantasten. Ex art. 43 aanhef en onder e Wbp is Veduma genoopt haar medische analyse aan [eiseres] te onthouden. Verzoek afgewezen.

2.9. Veduma is ingeschakeld om te adviseren over het handelen van de dienstdoende gynaecoloog in het kader van een op onzorgvuldigheid van dat handelen gebaseerde aansprakelijkstelling. Veduma verwerkt daarbij noodzakelijkerwijs persoonsgegevens betreffende [eiseres] in de zin van (art. 1 aanhef en onder a en b van) de Wbp, welke wet de implementatie vormt van richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281, blz. 31) verder: de richtlijn. Het betreft immers het handelen tijdens de bevalling van […] [eiseres] c.q. de geboorte van [minderjarige] . Dit brengt echter niet mee dat [eiseres] op de voet van art. 35 Wbp recht heeft op inzage, afschrift of afgifte van alle (integrale) bescheiden waarop haar persoonsgegevens voorkomen, waarover Veduma beschikt. In dit verband is het volgende van belang.

2.13. Geconstateerd wordt dat [eiseres] in het kader van de Wbp hooguit aanspraak heeft op mededeling van haar betreffende feitelijke persoonsgegevens die Veduma verwerkt. Het petitum van het verzoekschrift is mede op het alsnog verkrijgen van een dergelijke mededeling gericht. Betwijfeld kan worden of Veduma met haar brief en bijlagen van 20 mei 2016 in afdoende mate deze aanspraak heeft gehonoreerd. Niet weersproken is immers dat Veduma meer bescheiden bezit waarop feitelijke persoonsgegevens betreffende [eiseres] voorkomen dan die waarvan zij in haar brief aan [eiseres] mededeling heeft gedaan. Vast staat in ieder geval dat Veduma beschikt over een rapport van een radioloog dat dergelijke persoonsgegevens bevat en waarover Veduma niet aan [eiseres] mededeling heeft gedaan. Tijdens de mondelinge behandeling is de rechtbank echter genoegzaam duidelijk geworden dat het verzoek van [eiseres] uiteindelijk niet erop is gericht - met het oog op een controle op juistheid en zo nodig rectificatie - uitputtend te weten te komen welke feitelijke persoonsgegevens betreffende [eiseres] Veduma (in haar analyse heeft) verwerkt. Zij beoogt de integrale overlegging van door haar geselecteerde informatiedragers (punt 10 spreeknotities mr. Beer). Uit het feit dat [eiseres] , ter zitting gevraagd naar haar belang bij een beslissing op haar verzoek in het geval het gerechtshof haar vordering alsnog zou afwijzen, erop heeft gewezen dat zij dan vanwege de mogelijkheid van cassatie belang bij haar verzoek blijft houden, moet worden afgeleid dat het [eiseres] uiteindelijk niet gaat om de juistheid van haar betreffende feitelijke persoonsgegevens die op die informatiedragers voorkomen. Het is [eiseres] te doen om informatie over door Veduma in het kader van de door haar verrichte medische analyse uitgevoerde expertises die zij zo mogelijk tegen de dienstdoende gynaecoloog en de Stichting wil gebruiken in een eventueel vervolg van de aansprakelijkheidsprocedure tegen deze partijen. Uit het voorgaande volgt dat mededeling van dergelijke informatie niet met de onderhavige procedure kan worden afgedwongen. Het verzoek is dan ook niet toewijsbaar.